Hazenleger

Ook wel genoemd

“65km per uur, lange afstand loper, bochten van 90 graden, haken slaan, lepels, leger, rammeltijd…”

Waar gaat dit over zal je wel denken… ?

Het is de grote neef van het konijn: de haas!

Onze bekendste haas is die van het prachtige boek ‘Raad eens hoeveel ik van je hou’ waarbij je de hele grote oren ziet.

De haas is een lange afstand loper, maar kan in een sprintje toch een topsnelheid van 65km per uur bereiken! Best snel toch? Tijdens zo een sprint kan hij ook nog ineens een haakse bocht maken. Ik hoor je al denken: met die snelheid?! Ja inderdaad, met die snelheid. Dat noemen we haken slaan. Hazen doen dit om van gevaar weg te komen. Probeer maar eens om zelf een sprintje te trekken en dan ineens zo een haak te slaan zonder je snelheid te verliezen.

Hazen lijken op konijnen en konijnen lijken op hazen, maar er zijn toch wel wat verschillen. Zo hebben hazen lepels op hun kop,..euh lepels? Hun oren zijn groot en hebben een zwart randje aan de puntjes. Ze lijken misschien wel een beetje op grote lepels ;-)

Een haas is een zoogdier. In tegenstelling tot de jongen van konijnen, worden kleine haasjes al met een jasje geboren en hebben ze de oogjes open. Na enkele dagen verlaten ze het leger. Het wat? Het leger ja. Geen warm nest voor de kleine haasjes of een veilige burcht, maar een ondiepe kuil in het gras of onder een haag. Ze kunnen wel lekker naar de sterren kijken. Dit wordt het hazenleger genoemd. Ook als de jongen de wijde wereld in zijn getrokken, verblijft een haas in een hazenleger. Het is een rust en -schuilplek. Ga zelf maar eens in het hazenleger van Bosnodig liggen, ik ben benieuwd wie jou kan zien.  

De haas is een echte planteneter. Hij doet zich te goed aan verschillende soorten gras en kruiden. Mais of aardappelen die op de akkers achter blijven laat hij ook niet liggen. Die peuzelt hij lekker op.  

Meestal leven hazen op zichzelf, maar tijdens de paartijd die we ook wel ‘rammeltijd’ noemen, zoeken ze elkaar op. Dan jagen verschillende mannetjes achter een vrouwtje aan. Dit lijken wel hardloopwedstrijdjes, waarbij ze elkaar ook nog een keer een flink pak rammel geven met de voorpoten.

Helaas gaat het niet zo goed met de hazen in ons land. Hun aantal neemt gestaag af en dat komt vooral door een gebrek aan leefgebieden en voedsel, door roofdieren, jacht en landbouwactiviteiten. Als een akker volledig geploegd of geoogst wordt, blijven er voor onze haas weinig plekjes over om te schuilen of om voedsel te vinden. Maar niet getreurd! Er zijn plekken waar deze guitige flapoor geholpen wordt!  

Biodiversiteit is een woord dat je vast al een keertje gehoord hebt. Het gaat erom dat hoe meer verschillende dieren en planten in een gebied leven en groeien, hoe beter dat voor ze is. Ze leven met elkaar, voor elkaar en dankzij elkaar. Samen sterk dus! Om die verscheidenheid aan dieren en planten te vergroten kunnen we ons maaibeleid aanpassen.

Door bijvoorbeeld minder vaak en niet alles tegelijk te maaien, is er altijd een stukje grasland dat niet gemaaid is en dus als schuil- of voerplek kan worden gebruikt door hazen en tal van andere dieren! Het is ook nog een keertje prachtig om te zien hoe zo’n grasland met wilde bloemen, kruiden en grassen lijkt te golven in de wind. Zo ook bij Bosnodig, waar beperkt gemaaid wordt en de haas en met hem vele andere dieren een veilig onderkomen vinden.

Past bij SDG 15 ‘leven op het land en bij de leerdoelen van het onderwijs 40 en 41


Kerndoel 40

‘De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving’

Verscheidenheid en eenheid;

- (delen van) planten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm, kleur, geur

- dieren zijn op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen: zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen


Instandhouding;

- mensen en dieren hebben voeding nodig

- mensen, planten en dieren hebben ruimte nodig om te leven

- mensen, planten en dieren planten zich voort

- mensen en dieren hebben water, voedsel en beschutting nodig

- planten hebben voor groei en ontwikkeling voedsel, water, licht en de juiste temperatuur nodig

Relatie met de omgeving;

- de omgeving levert organismen voedsel en leefruimte

- het voedsel van mens en dier komt van plant en/of dier

- de omgeving biedt organismen voedsel, water, licht en leefruimte

Kerndoel 41

‘De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen’

voortplanting van dieren;

- eierleggende en levendbarende dieren