Vlinderheuvel

Ook wel genoemd

Wat een prachtig uitzicht heb je vanaf hier! Zie je de moestuin? En misschien in de verte de yurt? Of de bomencirkel, wat ongemaaide stukken weiland en het pad waar je overheen bent gelopen?

Over enkele tientallen jaren ziet het er hier heel anders uit. Ben jij ook zo benieuwd naar wat er dan allemaal gegroeid en veranderd is? Misschien sta je hier dan opnieuw op de heuvel met je eigen kinderen, want Bosnodig is er minimaal voor 400 jaar! Dus ook voor de kinderen van jouw kinderen en ook weer voor hun kinderen en voor hun kinderen… Ze kunnen Bosnodig allemaal blijven bezoeken.

Maar, even terug naar de vlinderheuvel waar je nu bovenop staat. Er zijn veel vlindernamen die bijzonder zijn of grappig of misschien zelfs een beetje gek! Denk aan de Koninginnenpage, de zilveren maan, de kleine weerschijnvlinder, het goudvenstertje, de draak, groot avondrood en de woudparelmoer vlinder. Deze namen klinken toch alsof ze uit een sprookje komen? Als je meer van dierennamen houd, da heb ik er nog wel een paar voor je; wat dacht je van de dromedaris, het kameeltje, de hermelijnvlinder, de eekhoorn, de grote beer, de witte tijger en de bruine daguil.

Dit zijn maar enkele van de 2400 soorten vlinders die in Nederland leven. Van die 2400 zijn er 53 soorten dagvlinders. Al die anderen zijn nachtvlinders en zij fladderen rond als jij lekker in bed ligt te slapen.

Er is veel te vertellen over vlinders, maar ik neem je voor nu even mee in een wonderlijk kenmerk van vlinders en dat is de metamorfose die ze ondergaan. Ze maken namelijk een hele gedaanteverwisseling door. Want een vlinder is niet zijn hele leven vlinder.

Zullen we de levenscyclus van het oranje tipje een keertje volgen? Kom maar mee…

Allereerst moet je weten hoe onze vlinder eruitziet. De mannetjes hebben duidelijke, hoe kan het ook anders, oranje tipjes aan de vleugeltjes. De vrouwtjes hebben zwarte tipjes en zijn wat lastiger te spotten. Maar als ze stilzitten, zie je net als bij de mannetjes, een prachtige groene gemarmerde tekening aan de onderkant van de vleugeltjes.

Het verhaal van de levenscyclus begint bij de ontmoeting tussen een vrouwtje en een mannetje. Om dit voor elkaar te krijgen heeft het mannetje er al een hele zoektocht en heel wat vlieguren opzitten. Als het vrouwtje en het mannetje elkaar hebben gevonden, doen ze de baltsvlucht. Een wat, een bal-vlucht? Nee, balts-vlucht. Dan gaan ze in de lucht om elkaar heen fladderen en dansen om zo hun band te bevestigen. Na de baltsvlucht gaan ze over tot paren en daarmee is hun nageslacht verzekerd.

Het mannetje gaat weer verder en het vrouwtje zal zoveel bloemen bezoeken als ze kan en daar telkens nectar drinken. Dit zal haar straks voldoende kracht geven om de bevruchte eitjes te gaan afzetten. Ze zal per plant één eitje achter laten. Nu moet je eens raden hoeveel eitjes ze zo moet gaan wegbrengen… dat kunnen er zomaar meer dan 100 zijn! Niet gek toch dat ze eerst al die nectar nodig heeft! Het uitkiezen van de plant waar ze haar eitje op afzet gebeurt uiterst zorgvuldig. Want ons oranje tipje legt haar eitjes niet op een willekeurige plant. Het moet een pinksterbloem zijn. Dit noemen we een ‘waardplant’. Maar waarom de pinksterbloem? Een bloem is toch een bloem denk je dan misschien. Helaas is tegen de tijd dat de eitjes zullen uitkomen ons oranje tipje al lang dood en ze wil dus zeker weten dat haar kroost straks niets te kort zal komen. Niet vreemd dus dat ze erg kieskeurig is bij het uitzoeken van precies die ene plant.

Uit elk eitje komt een rupsje dat ongelofelijke honger heeft en vooral dol is op de zaden van de pinksterbloem. Ons rupsje is nogal gulzig, groeit snel en past z’n jasje algauw niet meer. Er moet snel iets nieuws voor in de plaats komen wil het rupsje blijven groeien. De rups zal vervellen en met een hele nieuwe, grotere jas verder kunnen met… ja, … met eten. Waarna hetzelfde proces zich weer zal herhalen. Totdat het tijd is om te ‘verpoppen’. En daarmee bedoelen we niet dat de rups in een pop verandert waar jij of je broertje mee gespeeld heeft.

Verpoppen wil zeggen dat de rups een cocon maakt, waarin ze zich gedurende 10 maanden terugtrekt om dan als prachtig oranje tipje weer tevoorschijn te komen. Het is eigenlijk nog steeds een raadsel hoe zo’n metamorfose precies werkt, bijzonder toch?!

Inmiddels is de vlinder klaar voor zijn eerste vlucht en begint ons verhaal weer opnieuw bij de ontmoeting tussen een mannetje en een vrouwtje.

Dit was in het kort de levenscyclus van één vlindertje. Maar er zijn, weet je nog, 2400 soorten in Nederland en ze zijn allemaal net zo kieskeurig en krijgen allemaal net zulke gulzige rupsjes. Hoewel ze heel wat eitjes kunnen afzetten, zal slechts een handjevol het redden en de metamorfose ondergaan.

Daarom hebben we hier de vlinderheuvel gemaakt met waardplanten voor een aantal vlinders. Verder kan je van hierboven zien dat we lang niet alles maaien en dat is ook weer om ervoor te zorgen dat er voldoende wilde bloemen bloeien voor de vlinders die nectar nodig hebben en dat de eitjes, de rupsen en de poppen vellig zijn en uiteindelijk als prachtige vlinders tevoorschijn kunnen komen.

Grappig weetje: brandnetels zijn waardplanten van heel veel vlinders! Dus laat er altijd een paar in de tuin staan.

Groen moet je doen – insecten – SDG 15

Kerndoel 40

‘De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving’